Beroepsdeformatie / medische bril
Voor mij staat het ziekenhuis gelijk aan werk. Als dokter ken je natuurlijk een hoop ziekenhuizen van binnen. Door de coschappen in de diverse ziekenhuizen, maar later ook door nascholingen, netwerkbijeenkomsten en visitaties.
Als ik op reis ben, kijk ik altijd geïnteresseerd uit naar de bordjes waarop ziekenhuizen zijn aangeven. Ik wil het gebouw bekijken, het liefst ook nog van binnen. In sommige ziekenhuizen ga ik 50 jaar terug in de tijd. Andere ziekenhuizen verbazen me over de innovatieve snufjes en moderne looks. Als ik een vreemd ziekenhuis binnenkom, kijk ik altijd naar de indeling van het gebouw. Waar zijn de OK‘s (hoeveel daglicht zien de chirurgen) en kun je zo de verpleegafdeling oplopen? Zijn de toiletten schoon, en last but not least: wat is er te krijgen in de koffiebar?
Toen mijn moeder werd opgenomen in een voor mij bekend ziekenhuis, bekeek ik haar situatie door mijn medische bril. Ik had de symptomen gehoord, de diagnose via via doorgekregen, en stapte haar kamer binnen.
Wat ik aantrof, klopt het niet helemaal met het verwachtingspatroon. Maar ik maakte me geen zorgen. Ze was in professionele handen. En als zij zich geen zorgen maken, waarom zou ik dat doen? Toen later in het ziekenhuis alsnog de alarmbellen af gingen, en ik werd gebeld op mijn werk bleef ik rustig. Alle feiten op een rijtje. Maar zodra ik haar kamer binnenstapte was ik ineens haar dochter. Dit was niet het ziekenhuis dat ik vanuit mijn professionele leven kende. Dit is een plek waar de doordringende typische steriele ziekenhuislucht me doet duizelen. De plek waar ik ziekte voel, onzekerheid en angst. Waar hoop, wanhoop en ongeloof elkaar afwisselen. Waar ik ineens aan medisch handelen twijfel en mijn klinische blik wordt vertroebeld door eigen emoties. Waar ik geacht word als medisch onderlegd familielid de rest gerust te stellen omdat ik precies zou moeten weten wat er te wachten staat, wat de kansen zijn. Alsof illusie en realiteit door elkaar lopen.
En dan ineens ben ik een ervaringsdeskundige. Ik ken de andere kant. De plek waar professionaliteit en persoonlijk leven plotsklaps samenkomen.
En nu is niks meer zoals het was. Nu vraag ik me op mijn werkplek af hoe het is om patiënt of naaste te zijn. Als er een collega-arts naast me de lift in stapt, vraag ik me af hoe doortastend hij is. Of hij op zijn drukke werkdag zijn niet-pluisgevoel kan toelaten en daardoor op tijd vervolgstappen kan nemen. Is hij empathisch en weet hij wat te zeggen op het juiste moment? Dat zijn toch andere kwaliteiten dan de meetbare indicatoren waar we ons normaliter mee bezig houden.
Maar ook de bekende ziekenhuislucht kan me ineens overvallen en me terugbrengen naar de paniek van toen. En het betreffende ziekenhuis blijft een plek met een nare persoonlijke associatie. Als de naam onverwacht valt, voel ik een stomp in mijn maag. En nu is het de persoonlijke bril die mijn werkleven beïnvloedt.
Ik maak me oprecht zorgen om de werkdruk in de ziekenhuizen. Deze keer niet om mijn eigen werk-privébalans of weerbaarheid, maar om de patiënt en zijn of haar naasten. We mogen geen alarmsymptomen missen. We moeten alert zijn op dipjes en onverwacht beloop. En we moeten alert genoeg zijn om ons niet-pluisgevoel te kunnen voelen en ernaar te kunnen handelen. Het kan levens redden.
11 november, 2024